Op maandag 24 januari gaf Arnoud-Jan Bijsterveld een lezing over het belang van familieverhalen van gewone mensen voor de officiële geschiedschrijving. Ruim 100 personen waren naar Perron-3 in Rosmalen gekomen, en maakten een boeiende voordracht over een interessant onderwerp mee. Waarom verdienen herinneringen of brieven van gewone mensen het om in een boek te worden uitgegeven? Wat is het historische belang van het documenteren van gewone mensen in het recente verleden? Deze vragen stonden centraal in de lezing van historicus Arnoud-Jan Bijsterveld. Geschiedschrijving en geschiedenisonderwijs zijn eeuwenlang over grote en belangrijke mannen gegaan. Alleen de volkskunde onderzocht 'het gewone volk', met de nadruk op de volksziel of het volkseigene, en vaak in contrast met de eigen elite. Er zijn amper schriftelijke bronnen over gewone mensen. In archieven is materiaal te vinden “over”, maar nooit “door” de gewone man. Pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw kwam aandacht voor geschiedenis over 'de gewone mens': arbeiders en vrouwen. Publicatie van mondelinge geschiedschrijving via interviews (oral history) werd vrij populair. Verscheidene projecten werden uitgevoerd - ook in Brabant - die onder de noemer 'emancipatoire geschiedschrijving' geplaatst kunnen worden. Na enkele decennia verdween de belangstelling echter. Hernieuwde belangstellingDe laatste jaren laten een heropleving zien in de belangstelling voor levensverhalen van gewone mensen; volgens Bijsterveld is zelfs sprake van een heuse hausse. Hierbij richt de aandacht zich op twee bronnen: (opnieuw) oral history en egodocumenten. Het woord egodocument staat voor autobiografische teksten, zoals dagboeken, brieven, memoires en reisverslagen. De term werd rond 1955 bedacht door de historicus Jacques Presser. Hij definieerde egodocumenten als teksten waarin de 'ik', de schrijver, als schrijvend en beschrijvend subject voortdurend in de tekst aanwezig is.Ook vanuit de wetenschap is een groeiende interesse merkbaar. In 1983 startte onderzoeker Rudolf Dekker een langlopend project, een inventarisatie van Nederlandse egodocumenten geschreven tussen 1500 en 1918. Dekker is verbonden aan het Onderzoeksinstituut Egodocument en Geschiedenis. Zijn lijst inventarisaties tot 1814 omvat 630 egodocumenten (dagboeken en memoires) en 497 reisverslagen. Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie heeft de beschikking over ruim 1400 oorlogsegodocumenten. Bevorderende factorenOp 1 januari 1901 werd de leerplichtwet effectief, waardoor een sterke alfabetisering van de bevolking tot stand kwam. De behoefte om te lezen en te schrijven nam enorm toe. Het schrijven van brieven en dagboeken en het sturen van ansichtkaarten kwam in de mode. Tegelijkertijd kwam het maatschappelijke proces van sociale ontvoogding en emancipatie op gang. Grote maatschappelijke gebeurtenissen - zoals oorlog, economische depressie - hebben een enorme impact op miljoenen gewone mensen. Levensverhalen bieden een menselijke maat om dit soort ingrijpende processen, die het verstand vaak te boven gaan, te kunnen begrijpen. Ze bieden ook mogelijkheden om grote zwart-wit tegenstellingen te nuanceren, zoals de begrippen fout-goed met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog. Het levensverhaal biedt een psychologisch houvast voor bijvoorbeeld dementerende ouderen. Zelfs bij het verwerken van bepaalde trauma's kunnen levensverhalen een niet te onderschatten rol spelen. Een en ander is aangetoond bijvoorbeeld in het proces van de dekolonisatie van Nederlands-Indië of bij de verwerking van de Watersnoodramp van 1953. Via levensverhalen kom je dichter bij de 'grote geschiedenis', herkenning en empathie daarvoor kunnen daardoor tot stand komen. In het onderwijs kun je jongeren hiermee sneller bij de officiële | 18 |
historie betrekken. In de literatuur laten boeken over levensverhalen (zoals De Eeuw van mijn vader van Geert Mak) je niet los, je kijkt als het ware over de schouder van de schrijver mee. Op de televisie worden genealogische programma's zeer goed bekeken.Lastige bronnenAls bron zijn levensverhalen wetenschappelijk 'lastig', ze zijn subjectief en gekleurd. Ter voorkoming van de valkuilen 'subjectiviteit' en 'gekleurde bril', adviseert Bijsterveld om de levensverhalen altijd te checken en ze bovendien in een context te plaatsen. Het geheugen kan spelletjes met mensen spelen, en dat moet je altijd onderkennen. Verifiëren en vergelijken kan door middel van 'harde middelen', zoals kranten, archieven en internet.Na de pauze ging Bijsterveld in op een concreet voorbeeld ter illustratie: de dagelijkse zorgen en genoegens van een Brabants echtpaar in de crisisjaren dertig van de vorige eeuw. Bijsterveld was in het bezit gekomen van een blik met brieven en (bid)prentjes, die hadden toebehoord aan zijn grootouders Doortje en Noud Bijsterveld. Arnoud-Jan kreeg een 'historische sensatie' bij het lezen van de brieven, prentbriefkaarten en bidprentjes. 'Je leest over zaken die niet voor jouw ogen bestemd zijn'. Hij kreeg er een heel ander beeld van zijn grootouders door dan hij eerst had. In de brieven kwamen geen grote geschiedenissen voor, wel details van de tijdgeest. Een onderwerp als de depressietijd kwam uitgebreid aan de orde: “ Ze ontslaan zelfs de jonge arbeiders!”. In de kranten van die tijd werd met geen woord over de massaontslagen gerept; de krant fungeerde als spreekbuis van de fabrikanten en regenten. Ook onderwerpen als rellen, vrijetijdsbesteding, gezondheid, geld, de kerk passeerden de revue. Een kleurrijk beeld hoe mensen hun gewone leven leidden. Al met al was het een boeiende lezing over de wijze waarop het verhaal van gewone mensen kleur en nuance kan geven aan grote geschiedverhalen als economische depressie en oorlogsdreiging. Prof. dr. Arnoud-Jan Bijsterveld (1962) is historicus. Sinds 1999 is hij bijzonder hoogleraar Cultuur in Brabant aan de Universiteit van Tilburg. De door hem gehouden lezing is onderdeel van het project 'Van wie bende gij d'r ene?' van het Stadsarchief en Bibliotheek 's-Hertogenbosch. Deze coproductie is een symbolisch voorschot op de toekomstige, gezamenlijke huisvesting op het GZG-terrein. | 19 |